Popmuziek als muzikaal smeermiddel in groep 7 en 8

Auteur: 
Marius Diepenhorst
Foto's: 
Shutterstock / Marius Diepenhorst
Verschenen in Pyramide: 

Moeten we popmuziek nu wel of niet in de muziekles gebruiken? Deze vraag speelt al decennia en is opnieuw actueel getuige de zeer actieve Facebook-discussie hierover. Marius Diepenhorst experimenteerde ermee in de bovenbouw, de redactie vroeg hem zijn bevindingen voor De Pyramide op te schrijven.

Tijdens de muziekles bij mij op school wordt veel gezongen, op instrumenten gespeeld en naar muziek geluisterd. Leerlingen zijn dol op muziek: wereldmuziek, canons, meer traditioneel repertoire. Het gaat er allemaal in als koek, althans in groep 1 t/m 6. In groep 7 en 8 miste ik de afgelopen jaren dat enthousiasme nog wel eens. Regelmatig protesteerden de leerlingen tegen het door mij gekozen repertoire en vroegen ze me om meer populaire liedjes, bekend van onder andere YouTube.

Experimenteren met popmuziek

Sinds enkele jaren ben ik mij aan het verdiepen in het onderwerp ‘popmuziek in de klas’ en ben ik naar aanleiding van mijn bevindingen steeds meer gaan experimenteren met het aanbieden van deze muziek in groep 7 en 8. Het zingen van popmuziek is bij mij in de les niet zozeer een doel, maar vooral een middel om de betrokkenheid van de leerlingen te vergroten.

Naast het gegeven dat deze muziek dicht bij de belevingswereld van de leerlingen staat, biedt het prima aanknopingspunten om tijdens de les bijvoorbeeld de werkwijze van professionele muzikanten te behandelen, en de leerlingen hier zelf mee te laten experimenteren. Door in mijn muzieklessen aan groep 7 en 8 meer aandacht aan popmuziek te besteden en meer procesgerichte didactiek toe te passen, waarover later meer, is de betrokkenheid en het plezier van deze leerlingen zichtbaar en hoorbaar verbeterd.

Aan de hand van drie centrale vragen beschrijf ik hoe mijn bevindingen tot een andere invulling van de muziekles in groep 7/8 hebben geleid.

  1. Waarom is er in groep 7/8 in toenemende mate behoefte aan popmuziek?
  2. Past popmuziek in de muziekles op de basisschool?
  3. Hoe kan popmuziek de betrokkenheid bij de muziekles van groep 7/8 leerlingen vergroten?

Ik beperk mij tot het domein zingen, omdat de bezwaren tegen het gebruik van popmuziek op de basisschool zich vooral richten op de vocale en tekstuele kant van deze muziek. Met de term popmuziek doel ik op actuele, onder groep 7/8-leerlingen populaire muziek.

Moeilijk of schadelijk?

Veelgehoorde redenen om op school geen popmuziek te zingen, zijn van uiteenlopende aard. Zo zouden veel popnummers te moeilijk zijn of onderwerpen behandelen die, mede vanwege de gebruikte woorden in de tekst, soms minder geschikt zijn voor kinderen van basisschoolleeftijd. Ook in toonaangevende vakliteratuur zoals Muziek Meester (Van der Lei, Haverkort, & Noordam, 2015), Nieuw Geluid (Vrolijk, 2017) en de PABO Kennisbasis Muziek (10 voor de leraar, 2018) wordt relatief weinig aandacht besteed aan het zingen van popmuziek in de klas. In Nieuw Geluid worden wel positieve kanten van (het behandelen van) popmuziek benoemd, maar de focus ligt niet op het zingen. Muziek Meester raadt het zingen van popmuziek zelfs expliciet af. “Het zingen van popliedjes [vereist] soms stemgebruik waar kinderen nog niet aan toe zijn en die zelfs schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van hun stem” (Van der Lei, Haverkort, & Noordam, 2015, p. 46). Voor de meeste groepsleerkrachten is het inderdaad niet eenvoudig om in te schatten of een toonsoort goed bij het zangbereik van deze leeftijd past, en leerlingen hebben inderdaad ook wel de neiging om het geluid van hun idolen geforceerd te imiteren. Maar kinderen zingen deze muziek toch al in hun vrije tijd, dus dan geef ik er de voorkeur aan om juist tijdens de muziekles de leerlingen te kunnen begeleiden in het zo verantwoord mogelijk gebruik van hun stem. Daarnaast is het voor mij als vakleerkracht eenvoudiger om een lied om te zetten naar een meer ideale toonsoort, en heb ik inmiddels de ervaring dat het klassikaal zingen van popsongs vaak prima lukt en voor veel plezier en betrokkenheid kan zorgen.

Motiveren met popmuziek

Uit onderzoek blijkt dat muziek luisteren een belangrijk onderdeel is van de vrijetijdsbesteding van kinderen (Kevin, Schneeberger, & EAO, 2013). Leerlingen bij mij op school luisteren via zowel de traditionele radio en televisie als via nieuwe media, bijvoorbeeld YouTube, naar popmuziek. Zij luisteren naar, en dansen en zingen mee met hun idolen. Deze muziek speelt een prominente rol in hun leven, ze hebben er veel interesse voor; een prima uitgangspunt dus om in de les op aan te sluiten. Natuurlijk ben ik niet de enige die op dit idee is gekomen. In de actieve Facebookgroep ‘Inspiratie Muziekles Primair onderwijs’ bijvoorbeeld, geven collega-muziekdocenten vaak popmuziek-tips als suggestie om muzikaal minder gemotiveerde bovenbouwklassen te stimuleren (‘Inspiratie muziekles Primair Onderwijs’, 2018). De energizers van Méér Muziek in de Klas bevatten regelmatig pop-elementen (‘Muzikale Energizers Met Ilse De Lange’, 2018) en ook diverse muziek-methodes (zoals 123Zing, Zangexpress en Muziek Talent Express) spelen in op de vraag naar popmuziek.

1. Waarom neemt in groep 7/8 de behoefte aan popmuziek toe?

Volgens onderzoekspublicatie ‘Cultuur in de Spiegel in de praktijk’ bevinden leerlingen van deze leeftijd zich in een overgangsfase: van kindertijd naar adolescentie. Klasgenoten krijgen onderling een steeds grotere invloed op elkaars gedrag en denken (Van der Hoeven et al., 2014). Van der Hoeven en collega’s benoemen dat jonge adolescenten veel belangstelling hebben voor de werkelijkheid om hen heen. Wat verbeeld wordt moet echt lijken en aansluiten bij wat zij als realistisch ervaren (Van der Hoeven et al., 2014). In de praktijk zie ik dat er een wereld van verschil zit tussen basisschoolliedjes en de muziek die groep 7/8-leerlingen in hun vrije tijd beluisteren. Hoe vlot en modern de liedjes van Leo Aussems en Jeroen Schipper ook zijn, het voelt voor groep 7/8-leerlingen vaak niet helemaal als ‘echte’ muziek. Jammer wel, want dit repertoire heeft grote waarde, maar dat betekent niet dat kinderen dit ook zo ervaren, of dat dit het enige geschikte repertoire zou zijn. Bovendien, met de komst van tablets, smartphones en de opkomst van sociale media is er in ongeveer tien jaar tijd iets fundamenteel veranderd: 73 procent van de tien- tot dertienjarigen hebben nu een smartphone (KPN, 2017). Jongeren tussen de tien en achttien maken bovendien veelvuldig gebruik van nieuwe media (Plantinga & Kaal, 2018). Uit reacties van leerlingen bij mij op school maak ik op dat zij naast het doen van spelletjes veelvuldig muziekvideo’s kijken en luisteren. De muzikale wereld van kinderen is daarmee zo sterk veranderd, dat een andere aanpak in de muziekles gewenst lijkt.

2. Past popmuziek in de muziekles op de basisschool?

Hoogleraar cultuureducatie Folkert Haanstra noemt geijkt basisschool-repertoire schoolkunst: een vorm van kunst die weinig te maken heeft met ontwikkelingen in de professionele kunst, en tegelijkertijd weinig raakvlakken heeft met wat kinderen zelf aan kunst doen (Haanstra, 2001). “Schoolkunst . . . functioneert immers alleen in de schoolse context . . . mist de aansluiting bij zowel alledaagse kunstervaringen van de leerling als bij het vakgebied van de professionals” (Haanstra, 2001, p. 14). Wetenschapper Reinders Duit wijst erop dat bij leerlingen als gevolg van spontaan leren (zoals thuis en bij de naschoolse opvang gebeurt) misconcepties en vooroordelen over de wereld kunnen ontstaan (Duit, 1994, als in Haanstra, 2001). Als een leerling zegt dat muziek uitsluitend goed is als het veel likes op Youtube heeft gescoord, is dat een interessante opmerking, maar tevens een duidelijk voorbeeld van zo’n vooroordeel/ misconceptie. Daarom pleit Haanstra voor een meer procesgerichte didactiek, waarin ruimte is voor reflectie (Haanstra, 2001).

jongeren met smartphone De Pyramide 2019-02
Volgens KPN heeft 73 procent van de 10- tot 13-jarigen een smartphone (2017)

Eenvoudigweg popsongs gaan instuderen, mag best, en is ook leuk, maar niet de ultieme oplossing, omdat dit nog steeds productgericht onderwijs is: leerlingen haken daarbij eerder af omdat zij vaak de hoge kwaliteitsnorm die zij zichzelf stellen niet kunnen halen (Van der Hoeven et al., 2014). Dit herken ik ook wel in de praktijk. De keren dat ik in het verleden een populair lied in de klas ging zingen, zong iedereen het refrein uit volle borst mee, maar bij het oefenen op de coupletten haakten toch al vrij snel veel kinderen af. Bij navraag bleek dat deze leerlingen ook een ander idee bij muziekles hadden dan ik. Zij wilden vooral gewoon ‘ongedwongen’ meezingen met de videoclip; liedjes meezingen die ze al kenden.

Onderwijsvernieuwer en hoogleraar filosofie Gert Biesta heeft kritiek op de hoeveelheid aandacht voor de populaire cultuur. Biesta betoogt dat niet alles wat (door kinderen) wordt uitgedrukt of in woorden en daden naar boven komt, vanzelfsprekend ook goed is voor hun leven en het leven dat ze met anderen leiden. Biesta vindt het de taak van kunsteducatie om kinderen in dialoog te brengen met de wereld, en ziet daarbij een meer richtinggevende taak van de docent (Biesta, 2017). “Het . . . vereist dat we niet simpelweg achter onze verlangens aanlopen, dat we niet simpelweg doen wat we willen” (Biesta, 2017, p. 71). Hoewel Biesta’s boodschap verder gaat, leg ik zijn woorden nu uit als dat muziekonderwijs de opdracht heeft de muzikale horizon van de leerlingen te verbreden, en dat uitsluitend popmuziek behandelen de weg van de minste weerstand is. Hoe ziet een mogelijk compromis eruit?

3. Popmuziek en betrokkenheid bovenbouwleerlingen

In groep 7/8-leerlingen bied ik leerlingen een podium waarin zij per les 10-15 minuten de tijd krijgen om een optreden te verzorgen met eigen gekozen muziek. Ze treden dan op met een groepje van maximaal vier leerlingen. Af en toe zijn er zelfs solo-optredens. Klasgenoten vullen een kijk- en luisterwijzer in en geven na afloop feedback op zaken als zuiverheid, uitspraak en presentatie. Zij reflecteren ook op de liedkeus en spreken met elkaar over het onderwerp en de tekst. Soms geven kinderen aan dat zij zich ongemakkelijk voelen bij bepaalde woorden, of dat ze deze muziek thuis niet mogen luisteren. Klasgenoten zijn bij deze reflectieve activiteiten zeer betrokken. Na enkele gesprekken blijken zij al goed in staat om in hun muziekkeus rekening te houden met anderen. Zij brengen vervolgens muziek mee naar de les die wel voor iedereen passend is. Soms was dit proces zo succesvol dat we een poplied aan het vaste liedrepertoire toevoegden. Een groot succes was bijvoorbeeld het liedje Can’t stop the feeling (Timberlake & Vevo, 2016), wat uiteindelijk – zingend en dansend – door heel groep 8 als feel good openingsnummer van de afscheidsmusical werd opgevoerd.

Leerlingen die eerder weinig betrokken waren, staan nu tijdens de reguliere muziekles enthousiast te zingen of te rappen. Er wordt in pauzes en buiten schooltijd geoefend en sommigen staan zelfs in de rij om hun act in te plannen. Ook de betrokkenheid bij andere lesinhouden van de muziekles is merkbaar verbeterd: met canons wordt bijvoorbeeld enthousiast meegezongen en bij andere reflectiemomenten dan bij de optredens leveren meer leerlingen dan voorheen een actieve bijdrage. Ze hebben succeservaringen opgedaan, weten hoe het werkt, en kunnen mede daardoor vaker zinvolle opmerkingen maken over muzikale uitingen van zowel zichzelf als klasgenoten.

Conclusie: zeker doen

Bovenbouwleerlingen zijn het geijkte school-/ kindrepertoire ontgroeid: zij herkennen het niet als realistische muziek en wijzen dit in toenemende mate af: zingen maar matig mee en vragen om andere muziek, muziek die voor hen wel herkenbaar is. Het blijkt in deze leeftijdsgroep waardevol te zijn om tijdens de muziekles meer te reflecteren op het leerproces en actief aan de slag te gaan met popmuziek. Popsongs zingen is hier een geschikt middel om de betrokkenheid van leerlingen te vergroten en gunstige voorwaarden te scheppen voor verdere kennismaking met ook andere muziek. Dave Ensberg noemt dit expliciet in zijn interview in De Pyramide nr 73 van januari 2019: “Je kunt Chopin voorzichtig introduceren door op zoek te gaan naar popartiesten die Chopin hebben gebruikt in hun muziek. Soms zijn die crossovers aanwezig […] Je zult wegen moeten vinden om bij het kind aan te sluiten.” De muzikale horizon verbreden is een belangrijke taak van het muziekonderwijs, evenals het bijsturen van bij leerlingen ontstane vooroordelen over muziek. Door werkvormen te kiezen waarbij kinderen bijvoorbeeld optredens verzorgen en op elkaars werk kunnen reflecteren, leren zij naast diverse muzikale vaardigheden meer te werk te gaan zoals professionele kunstenaars dat doen, en zichzelf kritisch te verhouden tot onderwerpen en woordgebruik in popmuziek. Ik zou het muziekdocenten daarom van harte aanbevelen om voor deze leeftijdsgroep popmuziek in te zetten bij de muziekles.

Marius Diepenhorst
 
Toekomst

Een toekomstplan is om ook buiten het muzieklokaal, of zelfs buiten school te gaan optreden. Op dit moment vindt overleg plaats tussen directie, betrokken leerkrachten en mijzelf hoe we dit ambitieuze plan kunnen gaan realiseren. Het streven is om met ingang van het nieuwe schooljaar (2019-2020) hiermee in groep 7 en 8 aan de slag te gaan. De toepassing en doelen van de muziekles krijgen met dit plan ook een minder directief karakter. De leerlingen zijn dan zelf verantwoordelijk voor een gedeelte van het programma. Ze gaan nadenken over het beoogde publiek, of de gekozen muziek qua niveau haalbaar is en of er voldoende variatie is in het programma. Als muziekdocent kan ik daarbij zelf een gedeelte van het programma invullen. Mijn plan is te kiezen voor muziek die zéker ook buiten de schoolmuren betekenis heeft: muziek uit andere landen en culturen, die mede door haar authentieke oorsprong niet onder schoolkunst valt. Ik ben heel benieuwd wat dit plan teweeg zal brengen, maar verwacht een spetterende uitvoering, die naar meer zal smaken en waar iedereen het nog lang over zal hebben.

Geraadpleegde bronnen en literatuur

 

Marius Diepenhorst is vakleerkracht muziek op o.b.s. Kiezel en Kei te Bergambacht en student Master Kunsteducatie aan Hogeschool voor de Kunsten Codarts te Rotterdam.

Reacties

Reactie toevoegen

Lees ook

Essay
Foto Shutterstock

Leerlingen uit groep 7 en 8 krijgen steeds meer schroom om te zingen, merkt Marius Diepenhorst in zijn dagelijkse praktijk. Hij schreef voor De Pyramide een essay over wat volgens hem een oorzaak én remedie zou kunnen zijn voor deze zang-faalangst.

Les

In deze les leren de bovenbouwleerlingen het vrolijke liedje 'Don’t worry, be happy' zingen en begeleiden met boomwhackers en andere instrumenten.

Inschrijven voor de nieuwsbrief

Schrijf je in voor onze nieuwbsrief en ontvang onregelmatig nieuws over muziekeducatie, liedjes, lessen, professionaliseringsdagen, Gehrels Muziekeducatie en De Pyramide.