Mies van Hout bracht dit jaar twee nieuwe liedjesprentenboeken, respectievelijk ‘Kleertjes uit, pyjamaatjes aan’, en ‘En we gaan nog niet naar huis’. Muziek is bijna niet meer nodig bij de beeldende en kleurrijke prenten van Mies van Hout. Bíjna … Want weten we nog hoe al die liedjes gaan?
Gehrels Muziekeducatie ging een bijzondere samenwerking aan met Mies van Hout. In de Liedbijlages van drie afleveringen van De Pyramide verschijnt de bladmuziek van de liedjes uit beide boeken. Met ideeën voor (muzikaal) spel voor kinderen van 0 tot 12. Deze keer: het bekendste Nederlandse slaapliedje, tips om te leren hinkelen, en getrommel in de maat!
Slaap kindje slaap

Lessuggesties
Als liedje aan het eind van de dag, op kinderdagverblijf voor het middagdutje, of ter ontspanning na een drukke activiteit. Bied aan met bijvoorbeeld geluid van klankschaal of carillon (windharp). Zing het lied zachtjes en met ontspanning in de stem. Neem de tijd!
Berend Botje

Lessuggesties
‘Berend Botje’ kun je al voor een baby zingen, terwijl je bijvoorbeeld ‘kiekeboe’ speelt bij de passage ‘Eén twee … niet daar’. Of leg het kind op schoot, kijk het aan, en schommel heen en weer op de hele of halve maat om langzamer of sneller te ‘varen’.
Diezelfde twee regels zijn ook geschikt als aftelversje voor oudere kinderen.
Middenbouw
Op dit lied kun je prima touwtjespringen, goed voor maatgevoel, motoriek en conditie!
Muziek
Begeleid dit lied met klankstaven: de kinderen spelen op de eerste en derde tel van elke maat. Bij de maten met F-akkoord neem je de f en de hoge c, voor het C-akkoord de lage c en de g. Als de kinderen ervaren zijn met spelen, kun je ook klokkenspellen inzetten, één kind speelt dan beide akkoorden – haal eventueel de tonen d, e, a en b eruit.
Laat een groep kinderen meeschudden met schudeitjes: elke 1 en 3 néér, en 2 en 4 óp. Breid de ritmes uit, bijvoorbeeld door kinderen met handgeklap of op claves onafgebroken de ritmes ‘Botje weerom’ of ‘Hij is naar’ te laten spelen.
Uitdaging
Op de afterbeat spelen met boomwhackers.
Hinkeldepinkel

Lessuggesties
De activiteit bij dit lied spreekt voor zich! Maar leren hinkelen vraagt om een zekere opbouw. Besteed dus in Muziek op Schootlessen, groepen in kinderdagverblijf en de kleuterbouw veel aandacht aan balans als voorbereiding op het hinkelen – ook op huppelen trouwens: op één been staan, lopen over blokjes, bank, evenwichtsbalk of streep/schilderstape op de grond of over een ‘blote-voetenpad’, of staan als een boom (yogahouding). Wiebelborden zijn ook fijn voor balanstraining. Net als op de tenen en achteruit lopen (bijvoorbeeld met het liedje ‘Achteruit’)
Daag de kinderen uit door een fantasierijk parcours: ‘een snel-stromende rivier’, of ‘rotsblokken op een berg’.
Daarna laat je de kinderen bij wijze van tussenstap in de gymzaal tussen twee touwen, of tussen twee stokken (‘op krukken lopen’) op een been springen.
Kinderen die geoefend zijn, kunnen meestal drie keer op één been hinkelen tegen dat ze 4 jaar zijn. Anderhalf jaar later kunnen de meeste kleuters het een keer of tien achter elkaar.
Lukt het al een beetje? Dan zing je het lied langzaam, zodat er op elke achtste noot of elke lettergreep gesprongen kan worden. Hinkel zelf mee, en pas het tempo eventueel aan naar dat van individuele kinderen. Dat helpt het kind in het ‘gezien worden’, goed voor het zelfvertrouwen!
Leve de zeppelin

Lessuggesties
Dit lied wordt extra leuk met bewegingen. Zak door je knieën bij ‘zucht’, wijs omhoog bij ‘lucht’, wieg met je armen bij ‘schuitje’, sla je handen voor je ogen bij ‘niemand kon ons zien’, 10 vingers naar voren steken bij ‘voor tien’, en door je knieën naar beneden zakken bij ‘leve de zeppelin’.
Om het uitdagend te houden, geef je de kinderen een opdracht, bijvoorbeeld:
• Zing het lied zo luid als je kunt, zo zacht als je kunt;
• Neurie het;
• Zing het op een klank: joe/jaa/sii/lie/loo/… Laat de kinderen zelf een klank bedenken;
• Begin langzaam en zing het lied steeds sneller;
• Maak alle woorden heel kort of juist heel lang (staccato en legato zingen);
• Articuleer overdreven goed/slecht tijdens het zingen;
• Doe het radiospel. Een kind is de dirigent en zet de radio (de groep) hard, zacht of op mute (playbacken).
En dan het leukste: laat elke keer dat je het lied opnieuw zingt, één woord weg. De eerste keer ‘zucht’, de tweede keer ‘lucht’, enzovoorts. Wie houdt het vol!?
download de pdf met het notenvoorbeeld van Leve de zeppelin
Een twee in de maat

Lessuggesties
Houd leerlingen op hun qui-vive met een energizer op deze spreektekst. Loop samen met de kinderen in de maat door de ruimte (of op de plaats in de klas) terwijl je de tekst spreekt – je loopt, dit spreekt vanzelf, op de tel. Stop plotseling; de kinderen staan direct stil. Breid uit met een standbeeldenspel: hoe, of als wat moeten de kinderen stil staan? Alternatief: de kinderen keren bij de plotselinge ‘stop’ snel terug naar hun plek. Dit kan ook als stoelendans.
‘Muzikaal lopen’
Zacht: sluipen (wel in tempo!), versus luid: stampen; snel of langzaam spreken/lopen; hoog spreken = op de tenen lopen, en laag = gehurkt. Heb je dit verschillende keren gedaan, dan kan een kind het voortouw nemen.
Variaties
- Laat het ritme van de spreektekst spelen op ritme-instrumenten of met bodypercussie.
- Improviseer de lengte van een couplet van de spreektekst (=4 maten) op een melodieof akkoordinstrument.
Kunnen de kinderen ook ‘muzikaal lopen’ als je dit doet? Ook dit spel kun je als ‘stop-spel’ of stoelendans uitvoeren.
Bovenbouw
Maak een ritmisch tussenspel, neem nu voor de tekst een iets langzamer tempo
- Stap met z’n allen heen en weer: rechts, tik bij met linkervoet, links, tik bij met rechtervoet. Doe eventueel in spiegelbeeld voor.
- Start dan met het meespelen met percussie:
- Eerst spelen enkele kinderen op elke tel mee met een grote trom.
- Bouw op: een groepje dat speelt op claves valt in met achtsten.
- Vervolgens vallen kinderen met schellenramen in, zij schudden een hopritme van kwartnoot-achtste.
Maak dit zo ingewikkeld als jouw klas aankan.
Spreek een teken af: steek je bijvoorbeeld je hand omhoog, en tel je af van 4 tot 1, dan speelt iedereen tegelijk: één, twee, drie <stop>. Oefen dit tot het vlekkeloos gaat, en voeg het dan als tussenspel toe aan de spreektekst.